Essen, Hoogstraten en Ravels
De dodendraad werd soms een eindje landinwaarts gebouwd, om de totale lengte van de te bewaken rijksgrens wat in te korten.
Hierdoor ontstonden her en der stukken niemandsland tussen de dodendraad en de Nederlandse grens. Dat was onder meer het geval in het noorden van de provincie Antwerpen, waar de “drie bulten” tussen de dodendraad en de rijksgrens opgesloten zaten. In het zuiden verhinderde de dodendraad elke doorgang. In alle andere richtingen botste men op de Nederlandse grens, die met prikkeldraadversperringen afgesloten was en die door gewapende Nederlandse militairen streng bewaakt werd.
Voor de bewoners van de dorpen Wildert, Essen, Nieuwmoer, Minderhout, Meer, Meersel-Dreef, Meerle, Weelde, Poppel en Ravels was dat een drama: families werden gescheiden, geliefden konden elkaar niet meer ontmoeten, handelaars waren afgesneden van hun klanten.
Alle Duitse verordeningen waren er van kracht, ook de opeisingsbevelen. Maar door een invoerverbod vanuit België en een uitvoerverbod vanuit Nederland waren deze gemeenten volledig op zichzelf aangewezen. Hier werd gesmokkeld vanwege de honger. Later gingen ook Duitse soldaten zich met de smokkelhandel bemoeien en legden zij grote voedselvoorraden aan in de magazijnen van de buurtspoorwegen, o.a. in Meersel-Dreef en Ravels. Het Duitse leger stelde dit eten ter beschikking van Vlaamse activisten onder leiding van August Borms, die hierdoor in de steden op een steeds toenemende aanhang kon rekenen.
Geert Schrauwen uit Sint Willebrord bij Roosendaal was in die tijd ongetwijfeld de bekendste Nederlandse smokkelaar. Op 5 mei 1916 werd hij bij de grens in Essen door een Nederlandse grenswachter doodgeschoten.
Bekijk hier een filmpje over het Klaveren Vrouwke!
extra tekst
extra tekst
extra tekst
extra tekst